De positieve en steeds breeder wordende respons van het publiek gaven hem enkel nog meer zin om verder te gaan op de ingeslagen weg.
Op de vraag van waar de liefde voor het metaal komt, antwoord Marc het volgende: De kriebel voor kunst in het algemeen en metaalsculpturen in het bijzonder vindt zijn kiem waarschijnlijk in mijn jeugd toen ik met vader Stefke meeging om - meestel na een hevige storm – de metalen mobieles van Alexander Calder, bij Stichting Veranneman in Kruishoutem te gaan herstellen. Deze metalen werken fascineerden me enorm. Het ijzer maakte zijn intrude in de kunst rond 1930 met werk van o.a. Picasso, Gonzalez, Calder en George Rickey, en met dat nieuwe materiaal ontstond ook een nieuwe beeldtaal: Het constructivisme, Art brut, etc. Later ben ik dan zelf beginnen experimenteren met ijzer, waarbij ik vooral de uitdaging aanging om de starheid van het materiaal te overwinnen en tot “levende” beelden te komen, vol beweging en zeggingskracht. Ik heb daarbij de verwerking en de techniek om ijzer te bewerken volledig in eigen hand, wat bij het duurdere bronsgieten niet het geval zou zijn. Dit alles maakt ieder beeld tot een “pièce unique” wat ik zeker als meerwaarde beschouw”.